Is Kees van Kooten nu eindelijk een oude mopperaar geworden? Of speelt hij een oude mopperaar? De schrijver van het boekenweekgeschenk van 2013 laat het antwoord in de lucht hangen. Hij laat ons ook lang wachten op het antwoord op de centrale vraag van zijn boek: wat gebeurde er op de dag in 1940 toen mijn vader de verrekijker vorderde van de heer J. Treurniet uit Berkel en Rodenrijs?

Van Kooten, die vertelt hoe hij als kind speelde met de bewuste kijker, speelt ook met het verwachtingspatroon van de lezer. Zodra hij begint met het bedenken van scenario’s die moeten verklaren waarom zijn vader de gevorderde kijker nooit terugbracht naar zijn rechtmatige eigenaar, laat hij de lezer bewust twijfelen aan zijn betrouwbaarheid als verteller.
De verrekijker dient hierin ook als de doorkijk naar het verleden: Kees van Kooten presenteert zich in het boek als een nostalgisch mens die zijn speurtocht naar het verhaal achter en de rechtmatige eigenaar van de kijker gebruikt als een soort raamvertelling waarin hij op luchtig komische wijze kan vertellen hoe ‘vroeger alles beter was’.
De manier waarop hij dit doet laat op ironische wijze ook de valkuilen van deze denkwijze zien. Terwijl hij praat over de onbetrouwbaarheid van moderne social media komt hij doodleuk met een bewering aan die zijn eigen betoog onderuit haalt:
“Mentaal gezien is liegen in een handgeschreven brief nu eenmaal stukken moeilijker. Ik bedoel: mijn vader kan dat gekrabbelde fietsvorderingsbriefje eenvoudig niet hebben verzonnen, in 1940.”
Zijn herhaaldelijke toespelingen op de recent veranderde maximumsnelheid op Nederlandse autosnelwegen naar 130 km/u tonen Van Kooten zoals wij hem hebben leren kennen, als briljant satiricus:
“Heden ten dage is honderdentien immers het oude negentig en negentig is het voormalige zeventig en vijftig het vroegere dertig, enzoterug, enzovoort. En honderddertig is het oude honderdtien, op vrijwel alle weggedeelten.”
Dit zijn de spelletjes die het boek luchtig houden en voorkomen dat wij de auteur ook daadwerkelijk als een oude brompot gaan beschouwen.
Soms schermt Van Kooten even met zijn eigen belezenheid, bijvoorbeeld wanneer hij refereert aan John Shade, een fictieve dichter uit de pen van Nabokov, en een hooghartige recensent die deze Shade aanzag voor een in werkelijkheid bestaand persoon. Of in de verhalen over zijn prachtige insectenboek van Jean-Henri Fabre. De waarheid gebiedt hierbij te zeggen dat zijn beschrijving ook weer nieuwsgierig maakt naar het boek van Fabre.
De verrekijker leest gemakkelijk weg. De wat chaotische en pretentieloze stijl waarin Van Kooten soms ineens een verhaal inlast geeft het, in weerwil van de nostalgie, een sympathiek karakter mee. U zal mij niet horen zeggen dat dit boek het beste werk van Kees van Kooten is, maar zeker ook niet dat ik het met tegenzin gelezen heb.
Vind ik leuk:
Like Laden...