Recensie boekenweekgeschenk 2016: Broer

Boekenweekgeschenk 2016 – Broer – Esther Gerritsen leest voor uit het boekenweekgeschenk.

Dialogen

Bart ging niet aan haar bureau zitten maar op de bank.
. `En,’ vroeg hij, `hoe is het gegaan? Het eerste weekend?’
. Ze kreeg maagpijn. Er was geen ontkomen aan.
. `Het is fijn dat we geen drempels hebben.’
. `Hebben jullie geen drempels?’
. `We hebben zo’n gietvloer, door het hele huis.’

Esther Gerritsens werk kende ik nog niet. Het boekenweekgeschenk voor 2016 dat zij schreef laat mij één ding zien: zij is goed in het schrijven van dialogen. Dialogen met mensen die miscommuniceren, mensen die hun zinnen niet afmaken …

Realistische dialogen, van mensen die verre van perfect zijn en gezamenlijk een gezin vormen, broer en zus of collega’s zijn. Het zijn die dialogen die het boekenweekgeschenk voor mij overeind houden en het maken tot een boek dat ik voor mijn plezier uit kan lezen, iets wat de afgelopen 3 jaar niet bij elk boekenweekgeschenk vanzelfsprekend was.
Arjan Peters zegt in De Volkskrant: `Het verhaal van Broer is aan de schematische kant’ en daar kan ik mij bij aansluiten. Als ik het boek uitgelezen heb, blijf ik met het gevoel zitten dat er meer in had gezeten, dat ik niet voldoende kennis heb kunnen maken met de karakters en dat hun confrontatie in het plot uiteindelijk beperkt blijft.

Waar gaat ‘Broer’ over?

De hoofdpersoon van het boekenweekgeschenk is Olivia, een 52-jarige vrouw die sinds 2 jaar financieel directeur is van een familiebedrijf, een winkel die ’47-delige serviezen’ verkoopt die ‘niet in de vaatwasser kunnen’, duur en ouderwets. Vlak voor een belangrijke aandeelhoudersvergadering wordt zij gebeld door haar broer, die haar geëmotioneerd verteld dat zijn been zal worden afgezet. Zij heeft altijd weinig contact gehad met haar broer, maar desondanks laat ze haar werk vallen en zoekt ze hem op in het ziekenhuis. Tijdens zijn revalidatie neemt ze hem in huis, tegen het advies van haar man in:

. Gerard lachte. `Maar dat gaat mooi niet gebeuren.’
. Hij dronk zijn glas leeg en vroeg of zij nog wat wou.
. `Waarom moet je daarom lachen,’ vroeg Olivia, `is het zo’n raar idee?’
. `Dat meen je toch niet?’
. `Waarom niet?’
. `Jij met jouw broer, onder één dak?’
. `Ja?’
. `Dat kan jij helemaal niet.’

De dialoog tekent de hoofdpersoon: achter haar laptop en op kantoor is zij een prima zakenvrouw, maar sociaal en emotioneel gezien schiet zij tekort. Zij beseft niet dat het niet haar man is die problemen gaat hebben met de komst van haar broer, maar zijzelf en dat de eigenaren van haar bedrijf, drie generaties van een familie, haar plotselinge uitvallen tijdens de aandeelhoudersvergadering niet zien als een teken van zwakte. Integendeel: haar tijdelijk inwonende broer, een outcast die in een bungalow woont, palmt haar werkgevers net zo makkelijk in als haar gezin. Ondertussen schuift Olivia steeds verder richting de zijlijn in haar eigen leven. Misschien heeft zij haar broer harder nodig dan hij zijn zus.

‘Broer’ is een heel aardig boekenweekgeschenk. Het maakt nieuwsgierig naar ander werk van Esther Gerritsen en zal ook uitstekend leesbaar zijn in de trein komende zondag.

Edwin IJsman

Symposium Trauma en Dissociatie

Ik hoefde niet lang te twijfelen en gaf een volmondig ‘ja’, toen ik gevraagd werd om foto’s te maken op het symposium trauma en dissociatie, welke werd gehouden op 26 juni 2015.

Hoge School Utrecht.
Hoge School Utrecht.

Nadat ik door de met geel omwikkelde bomen door Utrechtse lanen begaf naar de Hoge School waar kopstukken uit de geestelijke gezondheidszorg zich hadden verzameld, kwam ik ook mijn oude ‘peut’ tegen, die vier jaar geleden mij adviseerde om weer eens te gaan fotograferen. Met een brede grijns schudde hij mijn hand: “Dat was een goed advies”.

Ik wist niet goed wat mij te wachten stond. De bedoeling van het symposium is om de krachten te bundelen om het probleem van kindertrauma’s tegen te gaan. Dagvoorzitter was Dirk de Wachter, een serieuze komische Vlaamse uitvoering van Nick Cave. Tijdens het symposium werd een grafiek getoond met aantallen kinderen die lastig gevallen worden door hun trainers bij diverse sportbonden. Mijn maag draaide om: Dit is wel een groot probleem.

Ankie Driessen, auteur van de boeken “Gevangen in mijn dagdromen” en “Je zult maar net kind zijn” en organisator van dit symposium hield een emotioneel betoog. Het greep mij zo aan, dat ik besloot om haar verhaal ook op Haagspraak te plaatsten:

Ankie Driessen.
Ankie Driessen.

Ik was ruim 60 jaar toen ik me realiseerde dat ik onmogelijk het enige kind kon zijn dat na een uiterst slechte jeugd in een droomwereld terecht was gekomen. Boeken die me hierover hopelijk meer vertelden vond ik niet. Ook vroeger niet. Dan schrijf ik het zelf maar. In ongeveer vier maanden was “Gevangen in mijn dagdroom” in 2012 klaar. Daarna realiseerde ik me dat hier veel meer achter moest zitten.

Ik had een aantal keren iets gelezen van Dirk de Wachter en hem gezien op tv. Hij sprak mij aan. Ik mailde hem met de vraag of hij me verder kon helpen. Hij vroeg mijn boek te sturen en niet veel later telefoneerden we. Ik wist toen nog niet dat Dirk is gepromoveerd op trauma en dissociatie. Niet te verwarren met traumavorm 1, PTSS, het stresssyndroom. Hij herkende uiteraard het e.e.a. in mijn boek en ik werd eigenlijk voor het eerst geconfronteerd met dissociatie en alles wat daar mee samenhangt. Mijn droomwereld werd verklaard.

Omdat ik journaliste ben vroeg ik hem of ik naar België kon komen voor een interview. Dat gebeurde en het eerste verhaal voor mijn tweede boek was klaar. Ik benaderde 2 andere deskundigen, 6 ervaringsdeskundigen, 2 onderzoekers en 3 leraren. Zij vertelden hun verhaal over trauma en dissociatie of gaven hier hun deskundige visie op. Het boek ”Je zult maar net dat kind zijn…” was geboren.

Ik kon en kan met mijn kennis en inzicht hierover niet langer aan de zijlijn blijven staan. Zeker niet nadat ik me realiseerde hoe slecht en met hoeveel kinderen het slecht gaat. Ik zou bijna een sadist zijn om mijn kennis niet in te zetten voor andere kinderen. Maar ik doe dit uit liefde. U begrijpt nu waarschijnlijk de titel van deze bijdrage beter: waarom u en ik in actie moeten komen. Zelf heb ik het bijna letterlijk mijn hele leven dag en nacht slecht gehad. De laatste jaren kan ik eindelijk zeggen dat ik meestal tevreden en gelukkig ben. Ik vind het fijn om al mijn negatieve ervaringen om te zetten in positieve. Voor anderen, op de eerste plaats voor kinderen. Toen ik me realiseerde dat de gevolgen van misbruik, mishandeling, liefdeloosheid en verwaarlozing ook in het volwassen leven meestal doorgaan, was ik eigenlijk “verplicht” door te gaan. Helemaal toen duidelijk werd dat de meeste mensen absoluut niet weten hoe slecht het leven van een kind is na trauma en dissociatie.

Dirk de Wachter.
Dirk de Wachter.

Want je kunt bijna niet meer van een leven spreken na trauma en dissociatie. Zo’n slechte kwaliteit heeft het. Vooral bedroevend omdat het kind het leed diep wegstopt. Uit nood omdat het de ellende niet meer aan kan. Er vervolgens zelf meestal niet meer bij kan, en er dus ook niet meer over kan praten. Zich alleen maar heel naar en onbegrepen voelt. En dat is dan zacht uitgedrukt.
Het is net een gezwel. Je kunt het vergelijken met kanker. Een slopende ziekte, in dit geval geestelijk, die je langzaam, onopgemerkt opvreet. Die je verteert. Waarvan je aan de buitenkant meestal niet veel ziet. Trauma en dissociatie hebben eenzelfde soort uitwerking. Ik wil niet zeggen dat kanker en dissociatie hetzelfde zijn of dat geestelijk leed erger is, maar beide woekeren voort. Intussen wordt het leven van het kind alsmaar slechter. Lichamelijk gaat een kind ook vaak kwalen vertonen of aandoeningen ontwikkelen. Geestelijk ben je eigenlijk invalide. Zo voelde dat lang voor mij. Geestelijk gehandicapt. Ik vluchtte voor de ellende in mijn dagdroom. Dit had ook z’n doorwoekerende uitwerking en hierdoor was mijn leven tot voor een paar jaar geleden, dus totaal verziekt.

Een getraumatiseerd kind, de latere volwassene, leeft gemiddeld zo’n 10 jaar korter dan een niet getraumatiseerd persoon. De kwaliteit van leven is dus al erg slecht en als je dan na heel hard werken eindelijk kans ziet een prettig leven te leiden, is dat vaak van korte duur. Nogal zuur… En het gaat om heel veel kinderen. In een basisschoolklas ging men eerst uit van 1 op de 27 kinderen die een trauma heeft. Heel verdrietig om te lezen uit Amerikaans onderzoek dat men vermoedt dat dit moet worden bijgesteld naar 1 op 7 kinderen. Daarom ben ik er van overtuigd dat, als mensen meer weten over trauma en dissociatie , zij minder snel een kind iets zullen aandoen. Want een kinderleven, later het leven als volwassene, is na een ernstig trauma verloren, geruïneerd.

Ik verwacht dat ook mensen uit de omgeving van een kind eerder ingrijpen als zij het gedrag van deze kinderen beter begrijpen en herkennen. Dat kan niet anders. Althans… dat hoop ik. Ik ga daar vanuit! Vooral als ze ook weten dat een kind het meestal niet zelf kan aangeven wat dwars zit. Behalve dat het zich in zijn of haar gedrag afwijkend kan uiten. En dat gedrag wordt dan meestal als zeer negatief bestempeld dus dat krijgt een kind er ook nog bij.

Mijn hoopvolle verwachting, ook met betrekking tot deze dag is dat we met elkaar – deskundigen en leken – zoveel mogelijk mensen in ons land zien te bereiken en te mobiliseren. Hun deelgenoot maken van dit vreselijke leed. Daarom is op deze manier voor deze dag gekozen. Om verschillende doelgroepen bij elkaar te brengen. Want alleen gezamenlijk kunnen we deze misdaad aanpakken. Want zo mag je het toch wel noemen: een misdaad. Als je zo slecht met een kind omgaat. De andere kant is ook vaak waar: zo’n dader, laat ik het even zo noemen, was vroeger zelf dikwijls ook slachtoffer.

Het is mijn rotsvaste geloof dat er iets kan veranderen aan deze vreselijke situaties. Op andere congressen hoor ik dat we er naar de maatschappij doorheen moeten breken. Alleen gebeurt het tot dusver nauwelijks zegt men. Een beetje bij hypes maar daar heeft het kind niks aan. Eigenlijk lukt het dus niet. Ik hoop dat we er vanaf vandaag met elkaar een soort van estafette van maken. Waaraan zoveel mogelijk mensen meedoen! En helpen.

Ik kan nog in actie komen. Het heeft vaak niet veel gescheeld of ik had het niet gered. Simpelweg door geestelijke en lichamelijke inzinking. Ik kon dikwijls niet verder, was vrijwel permanent een wrak. Had ook constant lichamelijke kwalen en ziekten maar werd soms net even opgetild door iets of iemand. Een klein lief woord of gebaar. Even aandacht. Iets wat ieder kind in zo’n situatie ontzettend hard nodig heeft. Of vluchten in een droomwereld, een vorm van dissociatie. Dat deed ik. Die droom hield me overeind. Maar daar moest ik een forse rekening voor betalen. Vooral later. Een hele hoge rekening van pijn en verdriet. En van enorm veel eenzaamheid. Bijna niet te dragen.

En had ik op 18 jarige leeftijd niet de man ontmoet met wie ik later trouwde, was ik toen al ten onder gegaan in een drugscircuit waar ik in zat. Ondanks de enorme band die we vanaf de eerste ontmoeting hadden, was het bijna elke dag een groot gevecht om mij boven water te houden. We hebben het twintig jaar gered maar toen ging het echt niet meer.
Na de scheiding kwam ik een man tegen die mij een hele grote spiegel voorhield door zijn gedrag. Hij leek in alles op mijn vader. Weliswaar ook lief, maar ondoorgrondelijk en vooral onbetrouwbaar. Door deze relatie die 20 jaar duurde, kwamen alle pijn en verdriet naar boven die ik door het vreselijk roekeloze gedrag van mijn vader had beleefd en waardoor ik de droomwereld in moest vluchten.

Ook mijn vader had een merkwaardige en moeilijke jeugd. Steeds duidelijker wordt dat trauma’s worden doorgegeven aan de volgende generatie.
In diezelfde kindertijd raakte ik ook mijn pappie emotioneel kwijt. Ik was ongeveer 8 jaar. Ik hing enorm aan hem omdat ik geen enkele band met mijn moeder had en werd in diezelfde tijd ook misbruikt door een kapelaan. Dat laatste ben ik nog steeds niet kwijt maar ik heb het wel een veilig plekje gegeven. Niet mee bezig zijn dan kan ik er mee omgaan. Er klopte ook van de REST van mijn leven niets . Ik ben er zelfs achtergekomen dat de vrouw bij wie ik opgroeide waarschijnlijk niet mijn moeder was, wat haar afstandelijke houding naar mij verklaart. De problemen en eigenaardigheden blijven zich opstapelen gedurende mijn hele leven.

Ik heb veel geluk gehad met de psychiater die mij bijna 30 jaar begeleidde en mij langzaam door het proces heen loodste. Zelfs hij vroeg zich soms af of ik de problemen niet opzocht. Daar kwam hij van terug. Zonder hem had ik waarschijnlijk hier ook niet gestaan. Voordat ik bij hem kwam had ik al bijna het hele scala van artsen gezien: neurologen, zenuwartsen, psychiaters, psychologen en ook vrijwel het hele alternatieve circuit.

Toen ik echt bijna niet meer te redden was kwam ik terecht bij Primal Scream. Oerschreeuw therapie. Een andere keuze zat er niet op maar het was 1982. Er moest echt iets gebeuren want ook toen stond mijn leven op het spel. Het was nog de tijd dat trauma’s er zonder pardon uit werden gerukt mag ik wel zeggen. Ik zat daarna 5 maanden met een psychose gevolgd door een zeer zware depressie in een psychiatrische kliniek. Voornamelijk aan het bedenken hoe ik een einde aan mijn leven kon maken.

Ik ben heel blij voor anderen dat tegenwoordig eerst goed wordt gekeken of het trauma gestabiliseerd kan worden in plaats van de harde hand. Natuurlijk weten alle deskundigen in de zaal hoe dergelijke processen van trauma en dissociatie werken. Ik vertel mijn achtergrond om aan te geven wat inhoudelijk zwaar mis kan gaan in een kinderleven en wat de consequenties zijn. Ik wil hiermee de motivatie aangeven van mijn actie en wil dat alles op alles wordt gezet om kinderlevens te sparen.

En als het misgaat, dat we dan zoveel mogelijk met elkaar de verantwoording nemen en het kind helpen. Vooral om te zorgen dat het op de juiste, veilige plek terechtkomt. Dat een onderwijzer bijvoorbeeld niet zelf voor hulpverlener speelt, maar handelt als een huisarts. Als die meent iets te ontdekken, stuurt hij je ook door naar een specialist. En zo moet dat bij het vermoeden van trauma en dissociatie ook gaan. Misschien E.H.B.O. toepassen, maar het dan vooral overlaten aan mensen die deskundig zijn op dit gebied.

Maar ook daar blijkt soms dat hulpverleners niet altijd goed op de hoogte zijn van trauma en dissociatie, waardoor iemand ten onrechte van de ene therapeut naar de andere wordt gestuurd voordat het probleem wordt onderkend.
Het is een moeilijke en lange weg. Veel hulpverleners hebben daar niet altijd tijd voor en zin in. Maar als we de slachtoffers de juiste aandacht geven scheelt dat in alle opzichten: in tijd, geld, energie, relaties, werkkring en vooral in levensgeluk. En kunnen zij vooral sneller aan een ‘gewoon’ leven beginnen.

Na afloop van haar betoog stond een man op en beloofde zijn volledige inzet en medewerking toe om het probleem van kindertrauma’s tegen te gaan. Er volgde een welgemeend applaus uit de zaal.

Laten wij hopen dat Ankie’s oproep gehoor krijgt.

Bron: Ankie Driessen.
Foto’s: Ed Gool.

Recensie boekenweekgeschenk 2015: De zomer hou je ook niet tegen

Rauw, humoristisch, bij tijd en wijlen best bot, maar een genot om naar te kijken. Dat was mijn kennismaking met Dimitri Verhulst. Een verfilming van ‘De helaasheid der dingen’ die nu wellicht meer mensen heeft bereikt dan het boek zelf, maar ongetwijfeld ook velen heeft geïnteresseerd voor de romans van deze Vlaamse auteur. Verhulst is zo in een paar jaar tijd een populaire schrijver geworden. Het is dan ook niet verwonderlijk dat deze publiekslieveling is gevraagd om het boekenweekgeschenk van 2015 te schrijven.

De boekenweek werkt altijd met een thema, iets waar je je vragen bij kan stellen. Voegt zo’n thema echt iets toe, geeft het richting aan de schrijvers van een boekenweekgeschenk of -essay, of is het een kapstok om verhalen en evenementen aan op te hangen?

In het geval van dit boekenweekgeschenk bestaat de waanzin waarschijnlijk uit de daad van de hoofdpersoon, Pierre genaamd: hij ontvoert Sonny, zijn zwaar geestelijkDe zoner hou je ook niet tegengehandicapte zoon, uit een inrichting en neemt hem mee naar de Provence om daar Sonny’s 16e verjaardag met hem te vieren. In de hitte op een berg begint hij daar aan wat zijn verjaardagscadeau zal worden: het verhaal over de verwekking van Sonny en de relatie tussen hem en de moeder van de jongen. Een jongen die geen woord terugzegt en dus eigenlijk als een soort praatpaal fungeert.
De hoofdpersoon noemt de jongen nooit bij zijn naam: “En dus had Pierre zijn reisgezel altijd al aangesproken met het eerste en het zotste wat in hem opkwam. De namen van sierstruiken was hij cynisch begonnen te vinden, daar was hij al een poos mee opgehouden. Jammer ergens, want in het latijn hadden ze best poëtisch geklonken. Aesculus parviflora. Acer japonicum. Arbutus unedo. Enfin. Nu zat Pierre in de fase dat hij zijn passagier namen van componisten schonk. Voor de variatie.”

Maar ook de variatie kent zijn grenzen: uiteindelijk wordt de jongen het meest aangesproken met ‘Chopin’. Naarmate dit langer aanhield verloor ik bij het lezen ook mijn aandacht bij het verhaal, dat enigszins dun is. Verderop in het boek, als blijkt dat Pierre ook nog een dochter heeft, voor wie hij gefaald heeft als vader, wordt het weer wat interessanter.
De jongen blijkt uiteindelijk verwekt net voor de liefdesgeschiedenis ten einde is: Pierre wil geen kinderen, zijn vriendin wel. Drie maanden nadat ze uit elkaar zijn belt ze hem op met de mededeling dat ze zwanger is.

Verhulst rauwe taalgebruik geeft het verhaal aanvankelijk kleur en voorkomt dat het een mierzoete vertelling wordt. De botheid. waar het af en toe op uitloopt, kan tegen gaan staan, maar is ook functioneel, bijvoorbeeld als Verhulst zijn hoofdpersoon kritiek laat leveren op de troosteloze inrichting waar de jongen in woont.

Ik zal het boek niet afraden, maar het geheel overziend, denk ik niet dat ik het nog een tweede keer uit de kast zal trekken. Daar is het mij niet interessant genoeg voor. Dan lees ik liever een ander werk van Verhulst.

 

Edwin IJsman

Nederland leest – Een vlucht regenwulpen

In april of mei attendeerde medeblogger Teun, een fanatiek tuinier, mij op Maartens Moestuin, een programma waarin Maarten ’t Hart de kijker meenam naar ‘de grootste luxe die een mens hebben kan’: de mogelijkheid om een aardappeltje uit eigen grond op te eten. Maarten ’t Hart leerde het tuinieren van zijn vader en grootvader.
Ik kan me herinneren dat mijn moeder, die op latere leeftijd een Havo-diploma Nederlands afrondde, ‘Een vlucht regenwulpen in huis’ haalde. Maar voor mijn gevoel was ’t Hart hierna jaren uit beeld als schrijver. Wie op de website van de actie ‘Nederland Leest’ kijkt, ziet echter dat hij al die tijd trouw ieder jaar nieuw werk uitbracht. Misschien is het dat anderen meer gepromoot zijn in het recente verleden.

De liefde voor de natuur zie je terugkomen in het werk van veel schrijvers. Een ander bekend voorbeeld is natuurlijk Jan Wolkers. Bij Maarten ’t Hart, gepromoveerd gedragsbioloog, kan het bijna niet anders dan dat dit thema herhaaldelijk terugkeert in zijn werk.

De hoofdpersoon van ‘Een vlucht regenwulpen’ heet Maarten. In het volgende filmpje vertelt de auteur over hem en over de autobiografische elementen uit het boek:

De actie ‘Nederland Leest’ duurt tot 1 december. Tot die tijjd kan het boek gratis verkregen worden bij de openbare bibliotheek. In de Centrale Bibliotheek in Den Haag kan je hiervoor naar de balie op de 2e verdieping lopen. Ik kon de keuze maken uit vier verschillende kleuren en heb de gele meegenomen. Voor 12,50 is een luxe editie verkrijgbaar in de boekhandel.

Een vlucht regenwulpen

Edwin IJsman

‘Een vlucht regenwulpen’ op de officiële site van de campagne ‘Nederland Leest’: http://www.nederlandleest.nl/Een_vlucht_regenwulpen.html

Online bespreking en discussietips op: http://www.deboekensalon.nl/nieuws/nederland-leest

Recensie boekenweekgeschenk 2014: Een mooie jonge vrouw

Een mooie jonge novelle, zo kan je het boekenweekgeschenk van Tommy Wieringa het beste omschrijven. De auteur, die al eens het verwijt op zijn dak kreeg dat hij aan ‘mooischrijverij’ zou doen, komt met name in het begin van het boek met een reeks prachtig beschreven scenes. Hij wisselt af en toe van camerastandpunt als hij de prille verliefdheid van zijn oudere hoofdpersoon (Edward Landauer, 42 jaar) met zijn 14 jaar jongere Ruth beschrijft.

Moeten we ons hier aan storen? Absoluut niet: de beschrijvingen zijn in lijn met de geestesgesteldheid van Edward, die de leegte in zijn bestaan gevuld lijkt te hebben met de verovering van een prachtige ‘lichtvoetige heidense godin’. Als ‘een lichtvlek op de bosgrond’. En met een kleine Haagse verwijzing: aan het mooie taalgebruik van onze Louis Couperus storen we ons na ruim een eeuw ook niet. We genieten ervan.

Tommy Wieringa in gesprek op het ECL, Haarlem. Foto: Thomas Sandfort

Dat doet de mannelijke hoofdpersoon van ‘Een Mooie jonge vrouw’ ook. Net als in de eerste jaren van zijn wetenschappelijke carriëre leeft hij in een roes. Zijn bezit van zijn jongere echtgenote komt hem als onwerkelijk over. Daarin bevindt zich dan ook de tragiek van het verhaal. Zodra Edward langzaam weer in contact komt met de realiteit en hij zijn leven met Ruth als een normale zaak gaat ervaren is de neergang van de relatie eigenlijk al ingezet. Hij gunt haar een kind, of hij zelf vader wil worden, wordt aanvankelijk niet helemaal duidelijk. Maar dat is het voor Edward zelf ook niet.

De neergang van zijn relatie wordt parallel beschreven aan zijn fysieke aftakeling, maar vooral aan zijn toenemende mentale ontreddering. Gedurende het verhaal verliest Edward langzaam het gevoel grip te hebben op zijn eigen leven. Hij neemt nog een minnares, weer een flink aantal jaren jonger dan zijn vrouw, om de rush weer terug te krijgen, maar ook zij biedt hem geen ontsnapping uit zijn innerlijke emotionele woestijn.

Het verhaal is, afgezien van de eerste 2, 3 hoofdstukken, grotendeels chronologisch beschreven. Het speelt zich af in het tijdsbestek van een jaar of 6, met af en toe wat flashbacks en herinneringen.

(Spoiler alert)

De hoofdpersoon, (Prof. Dr.) Edward Landauer wordt nauwlettend gevolgd, de andere karakters zijn nauwelijks uitgewerkt. Daar kan je bezwaren tegen hebben, maar je kan ook zeggen dat dit wel past bij de beschrijving van het leven van iemand die vooral op zichzelf gericht is. Het verhaal van Edward is dan ook doordrongen van zijn onmogelijkheid om daadwerkelijk in contact te komen met de mensen om hem heen. Helemaal aan het eind van het verhaal komt er ook een scene waarin de hoofdpersoon zich herinnert ooit een kip te hebben gered uit de legbatterij: het beest leidt na deze ‘redding’ uiteindelijk een ellendig leven, geterroriseerd door andere, veel kleinere kippen, simpelweg omdat het beest nooit gesocialiseerd is. De metafoor is duidelijk.

Daar komen we ook bij een manco van het boek: thema’s zoals ‘het ervaren van de pijn van de ander’ worden uitgeschreven, maar niet verinnerlijkt. Het blijven veelal laagjes die in stukken tekst toegevoegd zijn aan het verhaal, soms licht filosofisch, maar nooit diep geïntegreerd in de gebeurtenissen.

De vraag is natuurlijk of de vorm van de novelle zich hiertoe leent, 93 pagina’s hebben nou eenmaal hun beperkingen. Alles bij elkaar kan wel gesteld worden dat dit een boekenweekgeschenk is van bovengemiddelde kwaliteit. Een boek dat de moeite waard is om te lezen.

Edwin IJsman

Lees voor het vermaak ook het artikel over de manier waarop ik noodgedwongen aan het boekenweekgeschenk kwam: https://haagspraak.nl/2014/03/08/boekenweekblues-een-zoektocht-naar-het-boekenweekgeschenk/