Ik hoefde niet lang te twijfelen en gaf een volmondig ‘ja’, toen ik gevraagd werd om foto’s te maken op het symposium trauma en dissociatie, welke werd gehouden op 26 juni 2015.

Nadat ik door de met geel omwikkelde bomen door Utrechtse lanen begaf naar de Hoge School waar kopstukken uit de geestelijke gezondheidszorg zich hadden verzameld, kwam ik ook mijn oude ‘peut’ tegen, die vier jaar geleden mij adviseerde om weer eens te gaan fotograferen. Met een brede grijns schudde hij mijn hand: “Dat was een goed advies”.
Ik wist niet goed wat mij te wachten stond. De bedoeling van het symposium is om de krachten te bundelen om het probleem van kindertrauma’s tegen te gaan. Dagvoorzitter was Dirk de Wachter, een serieuze komische Vlaamse uitvoering van Nick Cave. Tijdens het symposium werd een grafiek getoond met aantallen kinderen die lastig gevallen worden door hun trainers bij diverse sportbonden. Mijn maag draaide om: Dit is wel een groot probleem.
Ankie Driessen, auteur van de boeken “Gevangen in mijn dagdromen” en “Je zult maar net kind zijn” en organisator van dit symposium hield een emotioneel betoog. Het greep mij zo aan, dat ik besloot om haar verhaal ook op Haagspraak te plaatsten:

Ik was ruim 60 jaar toen ik me realiseerde dat ik onmogelijk het enige kind kon zijn dat na een uiterst slechte jeugd in een droomwereld terecht was gekomen. Boeken die me hierover hopelijk meer vertelden vond ik niet. Ook vroeger niet. Dan schrijf ik het zelf maar. In ongeveer vier maanden was “Gevangen in mijn dagdroom” in 2012 klaar. Daarna realiseerde ik me dat hier veel meer achter moest zitten.
Ik had een aantal keren iets gelezen van Dirk de Wachter en hem gezien op tv. Hij sprak mij aan. Ik mailde hem met de vraag of hij me verder kon helpen. Hij vroeg mijn boek te sturen en niet veel later telefoneerden we. Ik wist toen nog niet dat Dirk is gepromoveerd op trauma en dissociatie. Niet te verwarren met traumavorm 1, PTSS, het stresssyndroom. Hij herkende uiteraard het e.e.a. in mijn boek en ik werd eigenlijk voor het eerst geconfronteerd met dissociatie en alles wat daar mee samenhangt. Mijn droomwereld werd verklaard.
Omdat ik journaliste ben vroeg ik hem of ik naar België kon komen voor een interview. Dat gebeurde en het eerste verhaal voor mijn tweede boek was klaar. Ik benaderde 2 andere deskundigen, 6 ervaringsdeskundigen, 2 onderzoekers en 3 leraren. Zij vertelden hun verhaal over trauma en dissociatie of gaven hier hun deskundige visie op. Het boek ”Je zult maar net dat kind zijn…” was geboren.
Ik kon en kan met mijn kennis en inzicht hierover niet langer aan de zijlijn blijven staan. Zeker niet nadat ik me realiseerde hoe slecht en met hoeveel kinderen het slecht gaat. Ik zou bijna een sadist zijn om mijn kennis niet in te zetten voor andere kinderen. Maar ik doe dit uit liefde. U begrijpt nu waarschijnlijk de titel van deze bijdrage beter: waarom u en ik in actie moeten komen. Zelf heb ik het bijna letterlijk mijn hele leven dag en nacht slecht gehad. De laatste jaren kan ik eindelijk zeggen dat ik meestal tevreden en gelukkig ben. Ik vind het fijn om al mijn negatieve ervaringen om te zetten in positieve. Voor anderen, op de eerste plaats voor kinderen. Toen ik me realiseerde dat de gevolgen van misbruik, mishandeling, liefdeloosheid en verwaarlozing ook in het volwassen leven meestal doorgaan, was ik eigenlijk “verplicht” door te gaan. Helemaal toen duidelijk werd dat de meeste mensen absoluut niet weten hoe slecht het leven van een kind is na trauma en dissociatie.

Want je kunt bijna niet meer van een leven spreken na trauma en dissociatie. Zo’n slechte kwaliteit heeft het. Vooral bedroevend omdat het kind het leed diep wegstopt. Uit nood omdat het de ellende niet meer aan kan. Er vervolgens zelf meestal niet meer bij kan, en er dus ook niet meer over kan praten. Zich alleen maar heel naar en onbegrepen voelt. En dat is dan zacht uitgedrukt.
Het is net een gezwel. Je kunt het vergelijken met kanker. Een slopende ziekte, in dit geval geestelijk, die je langzaam, onopgemerkt opvreet. Die je verteert. Waarvan je aan de buitenkant meestal niet veel ziet. Trauma en dissociatie hebben eenzelfde soort uitwerking. Ik wil niet zeggen dat kanker en dissociatie hetzelfde zijn of dat geestelijk leed erger is, maar beide woekeren voort. Intussen wordt het leven van het kind alsmaar slechter. Lichamelijk gaat een kind ook vaak kwalen vertonen of aandoeningen ontwikkelen. Geestelijk ben je eigenlijk invalide. Zo voelde dat lang voor mij. Geestelijk gehandicapt. Ik vluchtte voor de ellende in mijn dagdroom. Dit had ook z’n doorwoekerende uitwerking en hierdoor was mijn leven tot voor een paar jaar geleden, dus totaal verziekt.
Een getraumatiseerd kind, de latere volwassene, leeft gemiddeld zo’n 10 jaar korter dan een niet getraumatiseerd persoon. De kwaliteit van leven is dus al erg slecht en als je dan na heel hard werken eindelijk kans ziet een prettig leven te leiden, is dat vaak van korte duur. Nogal zuur… En het gaat om heel veel kinderen. In een basisschoolklas ging men eerst uit van 1 op de 27 kinderen die een trauma heeft. Heel verdrietig om te lezen uit Amerikaans onderzoek dat men vermoedt dat dit moet worden bijgesteld naar 1 op 7 kinderen. Daarom ben ik er van overtuigd dat, als mensen meer weten over trauma en dissociatie , zij minder snel een kind iets zullen aandoen. Want een kinderleven, later het leven als volwassene, is na een ernstig trauma verloren, geruïneerd.
Ik verwacht dat ook mensen uit de omgeving van een kind eerder ingrijpen als zij het gedrag van deze kinderen beter begrijpen en herkennen. Dat kan niet anders. Althans… dat hoop ik. Ik ga daar vanuit! Vooral als ze ook weten dat een kind het meestal niet zelf kan aangeven wat dwars zit. Behalve dat het zich in zijn of haar gedrag afwijkend kan uiten. En dat gedrag wordt dan meestal als zeer negatief bestempeld dus dat krijgt een kind er ook nog bij.
Mijn hoopvolle verwachting, ook met betrekking tot deze dag is dat we met elkaar – deskundigen en leken – zoveel mogelijk mensen in ons land zien te bereiken en te mobiliseren. Hun deelgenoot maken van dit vreselijke leed. Daarom is op deze manier voor deze dag gekozen. Om verschillende doelgroepen bij elkaar te brengen. Want alleen gezamenlijk kunnen we deze misdaad aanpakken. Want zo mag je het toch wel noemen: een misdaad. Als je zo slecht met een kind omgaat. De andere kant is ook vaak waar: zo’n dader, laat ik het even zo noemen, was vroeger zelf dikwijls ook slachtoffer.
Het is mijn rotsvaste geloof dat er iets kan veranderen aan deze vreselijke situaties. Op andere congressen hoor ik dat we er naar de maatschappij doorheen moeten breken. Alleen gebeurt het tot dusver nauwelijks zegt men. Een beetje bij hypes maar daar heeft het kind niks aan. Eigenlijk lukt het dus niet. Ik hoop dat we er vanaf vandaag met elkaar een soort van estafette van maken. Waaraan zoveel mogelijk mensen meedoen! En helpen.
Ik kan nog in actie komen. Het heeft vaak niet veel gescheeld of ik had het niet gered. Simpelweg door geestelijke en lichamelijke inzinking. Ik kon dikwijls niet verder, was vrijwel permanent een wrak. Had ook constant lichamelijke kwalen en ziekten maar werd soms net even opgetild door iets of iemand. Een klein lief woord of gebaar. Even aandacht. Iets wat ieder kind in zo’n situatie ontzettend hard nodig heeft. Of vluchten in een droomwereld, een vorm van dissociatie. Dat deed ik. Die droom hield me overeind. Maar daar moest ik een forse rekening voor betalen. Vooral later. Een hele hoge rekening van pijn en verdriet. En van enorm veel eenzaamheid. Bijna niet te dragen.
En had ik op 18 jarige leeftijd niet de man ontmoet met wie ik later trouwde, was ik toen al ten onder gegaan in een drugscircuit waar ik in zat. Ondanks de enorme band die we vanaf de eerste ontmoeting hadden, was het bijna elke dag een groot gevecht om mij boven water te houden. We hebben het twintig jaar gered maar toen ging het echt niet meer.
Na de scheiding kwam ik een man tegen die mij een hele grote spiegel voorhield door zijn gedrag. Hij leek in alles op mijn vader. Weliswaar ook lief, maar ondoorgrondelijk en vooral onbetrouwbaar. Door deze relatie die 20 jaar duurde, kwamen alle pijn en verdriet naar boven die ik door het vreselijk roekeloze gedrag van mijn vader had beleefd en waardoor ik de droomwereld in moest vluchten.
Ook mijn vader had een merkwaardige en moeilijke jeugd. Steeds duidelijker wordt dat trauma’s worden doorgegeven aan de volgende generatie.
In diezelfde kindertijd raakte ik ook mijn pappie emotioneel kwijt. Ik was ongeveer 8 jaar. Ik hing enorm aan hem omdat ik geen enkele band met mijn moeder had en werd in diezelfde tijd ook misbruikt door een kapelaan. Dat laatste ben ik nog steeds niet kwijt maar ik heb het wel een veilig plekje gegeven. Niet mee bezig zijn dan kan ik er mee omgaan. Er klopte ook van de REST van mijn leven niets . Ik ben er zelfs achtergekomen dat de vrouw bij wie ik opgroeide waarschijnlijk niet mijn moeder was, wat haar afstandelijke houding naar mij verklaart. De problemen en eigenaardigheden blijven zich opstapelen gedurende mijn hele leven.
Ik heb veel geluk gehad met de psychiater die mij bijna 30 jaar begeleidde en mij langzaam door het proces heen loodste. Zelfs hij vroeg zich soms af of ik de problemen niet opzocht. Daar kwam hij van terug. Zonder hem had ik waarschijnlijk hier ook niet gestaan. Voordat ik bij hem kwam had ik al bijna het hele scala van artsen gezien: neurologen, zenuwartsen, psychiaters, psychologen en ook vrijwel het hele alternatieve circuit.
Toen ik echt bijna niet meer te redden was kwam ik terecht bij Primal Scream. Oerschreeuw therapie. Een andere keuze zat er niet op maar het was 1982. Er moest echt iets gebeuren want ook toen stond mijn leven op het spel. Het was nog de tijd dat trauma’s er zonder pardon uit werden gerukt mag ik wel zeggen. Ik zat daarna 5 maanden met een psychose gevolgd door een zeer zware depressie in een psychiatrische kliniek. Voornamelijk aan het bedenken hoe ik een einde aan mijn leven kon maken.
Ik ben heel blij voor anderen dat tegenwoordig eerst goed wordt gekeken of het trauma gestabiliseerd kan worden in plaats van de harde hand. Natuurlijk weten alle deskundigen in de zaal hoe dergelijke processen van trauma en dissociatie werken. Ik vertel mijn achtergrond om aan te geven wat inhoudelijk zwaar mis kan gaan in een kinderleven en wat de consequenties zijn. Ik wil hiermee de motivatie aangeven van mijn actie en wil dat alles op alles wordt gezet om kinderlevens te sparen.
En als het misgaat, dat we dan zoveel mogelijk met elkaar de verantwoording nemen en het kind helpen. Vooral om te zorgen dat het op de juiste, veilige plek terechtkomt. Dat een onderwijzer bijvoorbeeld niet zelf voor hulpverlener speelt, maar handelt als een huisarts. Als die meent iets te ontdekken, stuurt hij je ook door naar een specialist. En zo moet dat bij het vermoeden van trauma en dissociatie ook gaan. Misschien E.H.B.O. toepassen, maar het dan vooral overlaten aan mensen die deskundig zijn op dit gebied.
Maar ook daar blijkt soms dat hulpverleners niet altijd goed op de hoogte zijn van trauma en dissociatie, waardoor iemand ten onrechte van de ene therapeut naar de andere wordt gestuurd voordat het probleem wordt onderkend.
Het is een moeilijke en lange weg. Veel hulpverleners hebben daar niet altijd tijd voor en zin in. Maar als we de slachtoffers de juiste aandacht geven scheelt dat in alle opzichten: in tijd, geld, energie, relaties, werkkring en vooral in levensgeluk. En kunnen zij vooral sneller aan een ‘gewoon’ leven beginnen.
Na afloop van haar betoog stond een man op en beloofde zijn volledige inzet en medewerking toe om het probleem van kindertrauma’s tegen te gaan. Er volgde een welgemeend applaus uit de zaal.
Laten wij hopen dat Ankie’s oproep gehoor krijgt.
Bron: Ankie Driessen.
Foto’s: Ed Gool.
Mooi verslag van een zware dag vol met emoties
Top.