Een mooie jonge novelle, zo kan je het boekenweekgeschenk van Tommy Wieringa het beste omschrijven. De auteur, die al eens het verwijt op zijn dak kreeg dat hij aan ‘mooischrijverij’ zou doen, komt met name in het begin van het boek met een reeks prachtig beschreven scenes. Hij wisselt af en toe van camerastandpunt als hij de prille verliefdheid van zijn oudere hoofdpersoon (Edward Landauer, 42 jaar) met zijn 14 jaar jongere Ruth beschrijft.
Moeten we ons hier aan storen? Absoluut niet: de beschrijvingen zijn in lijn met de geestesgesteldheid van Edward, die de leegte in zijn bestaan gevuld lijkt te hebben met de verovering van een prachtige ‘lichtvoetige heidense godin’. Als ‘een lichtvlek op de bosgrond’. En met een kleine Haagse verwijzing: aan het mooie taalgebruik van onze Louis Couperus storen we ons na ruim een eeuw ook niet. We genieten ervan.

Dat doet de mannelijke hoofdpersoon van ‘Een Mooie jonge vrouw’ ook. Net als in de eerste jaren van zijn wetenschappelijke carriëre leeft hij in een roes. Zijn bezit van zijn jongere echtgenote komt hem als onwerkelijk over. Daarin bevindt zich dan ook de tragiek van het verhaal. Zodra Edward langzaam weer in contact komt met de realiteit en hij zijn leven met Ruth als een normale zaak gaat ervaren is de neergang van de relatie eigenlijk al ingezet. Hij gunt haar een kind, of hij zelf vader wil worden, wordt aanvankelijk niet helemaal duidelijk. Maar dat is het voor Edward zelf ook niet.
De neergang van zijn relatie wordt parallel beschreven aan zijn fysieke aftakeling, maar vooral aan zijn toenemende mentale ontreddering. Gedurende het verhaal verliest Edward langzaam het gevoel grip te hebben op zijn eigen leven. Hij neemt nog een minnares, weer een flink aantal jaren jonger dan zijn vrouw, om de rush weer terug te krijgen, maar ook zij biedt hem geen ontsnapping uit zijn innerlijke emotionele woestijn.
Het verhaal is, afgezien van de eerste 2, 3 hoofdstukken, grotendeels chronologisch beschreven. Het speelt zich af in het tijdsbestek van een jaar of 6, met af en toe wat flashbacks en herinneringen.
(Spoiler alert)
De hoofdpersoon, (Prof. Dr.) Edward Landauer wordt nauwlettend gevolgd, de andere karakters zijn nauwelijks uitgewerkt. Daar kan je bezwaren tegen hebben, maar je kan ook zeggen dat dit wel past bij de beschrijving van het leven van iemand die vooral op zichzelf gericht is. Het verhaal van Edward is dan ook doordrongen van zijn onmogelijkheid om daadwerkelijk in contact te komen met de mensen om hem heen. Helemaal aan het eind van het verhaal komt er ook een scene waarin de hoofdpersoon zich herinnert ooit een kip te hebben gered uit de legbatterij: het beest leidt na deze ‘redding’ uiteindelijk een ellendig leven, geterroriseerd door andere, veel kleinere kippen, simpelweg omdat het beest nooit gesocialiseerd is. De metafoor is duidelijk.
Daar komen we ook bij een manco van het boek: thema’s zoals ‘het ervaren van de pijn van de ander’ worden uitgeschreven, maar niet verinnerlijkt. Het blijven veelal laagjes die in stukken tekst toegevoegd zijn aan het verhaal, soms licht filosofisch, maar nooit diep geïntegreerd in de gebeurtenissen.
De vraag is natuurlijk of de vorm van de novelle zich hiertoe leent, 93 pagina’s hebben nou eenmaal hun beperkingen. Alles bij elkaar kan wel gesteld worden dat dit een boekenweekgeschenk is van bovengemiddelde kwaliteit. Een boek dat de moeite waard is om te lezen.
Lees voor het vermaak ook het artikel over de manier waarop ik noodgedwongen aan het boekenweekgeschenk kwam: https://haagspraak.nl/2014/03/08/boekenweekblues-een-zoektocht-naar-het-boekenweekgeschenk/
Mooi stuk Edwin. Krijg gelijk interesse in het boek.