
LETTERKUNDIG MUSEUM IN DE JUFFROUW
IDASTRAAT
I
Beneden steeds de astmahoest van Gerrit Borgers
meer nicotine dan zuurstof leek het soms
wel gulle happer tijdens vergaderingen
in een literair modemagazijn
waarin maskers
van makers maar nooit lekker voorjaar
waarin grijze dossiers maar nooit popmuziek
en een leeszaal voor strafregels
over al die dode mevrouwen en mijnheren
drukwerk is oorzaak van bedruktheid
tenzij een flitsend lampje ontploft
A flirt met B in de studiezaal
wat kan Potgieter ons nou toch verdommen
jazeker, ogen en steelse lippen plegen
overspel in dit stoffige boudoir
II
vaste baan van 9 tot 5 maar
vaak spijbelde ik in het schaduwarchief
hongerig als een muis naar kaas.
het liefst opende ik de doos ‘Nescio’
sarcofaag vol cahiers en notitieboekjes.
de verwarming suisde. ik las:
‘een groot dichter zijn en dan vallen.
in de volheid der tijden.’ het jeukte in
mijn schedel van jaloezie en geluk.
alleen zijn met een dierbare dode
in een kelder van onze residentie.
ook Gerrit Achterberg liep hier in
doodvakantie, van Noordeinde via Gerzon
tot de Passage: Den Haag je tikt er tegen
en het zingt – voorbij de laatste stad
III
op zolder schreef ik
gedichten in de stoel van Couperus
illegale muze en illegale sigaret
onder hanebalken en het dakraam
zo komt de zon zonder dollen
naar binnen en tolt in je kop
IV
beneden nog altijd
vlijtig pennen van legale studenten
over ‘Awater’ en ‘Een winter aan zee’
de waanzinsonnetten van Willem Kloos
het verschoten behang van ‘De avonden’
en Vijftigers met tijgersnorren
tot de leeszaalcerberus tikt
het is tijd: lever in
kranteknipsels en hogere wijsheid
een draaiorgel jankt bij de Kneuterdijk
poëzie en proza worden ingeruild
de hoge toon zingt meteen
een toontje lager
O muze R.I.P. – na 5 uur verlaten.
mevrouw Aalbregt de werkster veegt
alle rommel aan en sluit fluitend de deur
Jaap Harten
Vind ik leuk:
Like Laden...