Elke week ontbijt onze dichter Sacha Kahn bij de HEMA. In deze rubriek doet hij hiervan verslag.
Met een hand in haar haar en een schouder op de tafel steunend leest ze van haar iPhone. Zwart haar in een paardenstaart boven een modieus bordeauxrood truitje met lichtrode strepen. Daaronder een strakke spijkerbroek. Haar bil rust net op de rand van het bankje. Een leeg glas met de resten van een capuccino wacht geduldig voor haar.
Zoals bij veel Aziatische vrouwen slaag ik er niet in haar leeftijd te schatten. Als ze uitgetikt is krabt ze even in haar nek en neemt een slok jus uit een flesje. Een winddicht rood jasje gaat aan en ze zucht. Geen zin om naar buiten te gaan in deze kou.
De smartphone houdt ze nog even recht voor haar gezicht. Zou ze die als spiegel gebruiken? Met behulp van de camera kan dat zeker. Zijn die selfietools toch nog ergens goed voor.
Ze laat haar haar los over haar linkerschouder vallen en levert haar dienblad in. Net zo snel als zij verdwijnt nemen twee jonge meiden, zes VWO of zoiets, haar plek in. De eerste propt meteen haar hele broodje HEMA-ei in haar mond.
“gatver. Ik ruik het ei hier.” (Red.)
Een geribt zwart leren jackje van het soort dat nu in elke winkel hangt houdt ze aan. Ze steunt op de tafel terwijl ze grote happen uit haar ontbijt neemt. Haar vriendin in een geruit bloesje hangt, ellebogen erop, op de tafel en kijkt meer dan ze eet. Haar blonde haar ligt al even lamlendig over haar schouders.
Af en toe nemen ze een slokje pisgele thee.
Even mesjes halen om de croissants open te snijden. Vanochtend zijn ze niet dubbelgebakken, van rubber zijn ze hier nooit. Het croissantje wordt op dezelfde wijze verorberd door de snelste van beiden.
Mijn ontbijt ligt er ondertussen nogvoor de helft. Af en toe kijkt zwart ribbeljackje in mijn richting, het is ook de enige kijkrichting die ze heeft. Ze zal wel vinden dat ik teveel chat en met de telefoon speel.
De blonde trekt een grijs jasje aan en rommelt met een lange sjaal. Het zijn allemaal fast women vanochtend.
Ze staan op en ondanks hun gezonde Hollandse lengte zien ze niet waar ze hun dienbladen kwijt moeten. Begrijpelijk, vanaf hier zie ik ook enkel een tegelwandje.
Hun vertrek maakt de dakloze man met het grijze baardje zichtbaar. Hij houdt zijn rode jas aan en hangt boven zijn dienblad. Hij smakt, mond open, over zijn bord.
Het is een goede vent om achter te staan bij het koffieapparaat, ook hij vindt dat dat altijd te traag gaat. We maakten er nog even een grapje over voor we onze ontbijtjes afrekenden: “Het duurt even, maar dan heb je ook wat…” Daklozen kunnen heel efficient zijn.
Maar nu ik hem zie eten ben ik blij dat ik niet dichterbij zit. Dat maakt mij ook ineens zelfbewust: ik constateer dat ik hier zelf midden tussen de kruimels zit. Deze waren er niet voor ik binnenkwam.
Ook voor mij is het nu tijd om te gaan. Een grote zak rijst heb ik nodig. Rijst. En ledervet. Oh, de koffie is op. Koffie.
Auteur: Sacha Kahn
I write stuff | Twitter: @sachakahn Toon alle berichten van Sacha Kahn