“Ding-Dong!”
Ik vraag me af wie het in zijn hoofd haalt om aan mijn voordeur te staan, zondagochtend om kwart voor elf nog wel. Ik rol mijn bed uit en loop, nog slaapdronken, naar de hoorn van het witte toestel dat naast mijn voordeur hangt. Voordat ik opneem, open ik even het kijkgaat je van mijn voordeur. Niemand, de belletjestrekker staat dus buiten, bij de deur van de portiek.
Ik: “Ja, wie is daar?”
Onbekende vrouw: “Goedemorgen, ik bel aan voor een van uw buren. Kent u misschien iemand hier die Papiaments spreekt?”
Ik versta haar maar half en snap er nog minder van. Het enige dat ik kan verzinnen, is dat ik hier weer eens een verdwaalde bezoeker van mijn buren heb staan. Over het algemeen zijn die wel okay, ze zijn hooguit een beetje de weg kwijt.
“U belt dus aan voor een van mijn buren? Heeft u misschien een naam?”
“Nee, ik keek gewoon op de naambordjes en dacht dat u misschien Papiaments spreekt?”
De dame is dus niet alleen verdwaald, maar heeft ook nog bijzonder slechte ogen. Het is mij een volslagen raadsel hoe iemand met mijn achternaam verondersteld wordt Papiamento te spreken.
“Mevrouw, misschien kan u beter een van mijn buren proberen. Misschien dat u bij hen iemand vindt die Papiaments spreekt.”
“Oh ja, dank u wel!”
“Fijne dag!”
Ik leg de hoorn neer en loop linea recta door naar het koffiezetapparaat. De zondag is begonnen.
Je kunnen vragen of Koeterwaals ook goed was:-)
als ze op zoek was naar iemand die IJslands had gesproken kon ik me dat nog wel voorstellen