DE MEEUW
Tussen de hemel en de zee
Volgde ik het zweven van een meeuw,
Hoe hel zij steeg, dan nederglee,
Een zonnevonk, een vlokje sneeuw.
En dacht, genesteld tegen het duin,
Waar ik dit spel zat aan te zien:
Als ik de meeuw vanaf deez’ kruin,
Bespiedt een engel míj misschien.
Dat duiken in het zilte leed,
Dat klimmen in een feest van glans,
De blanke veedren van mijn kleed,
Waarin ik tijg ten levensdans,
En volgt mijn vleugelslag beneê
De steilte van zijn veilge troon,
Tussen de hemel en de zee,
Terwijl hij mompelt: zie , hoe schoon!
van Aart van der Leeuw
via Gedichten.nl