
Den Haag, die mooie residentie achter de duinen, kreeg pas in 1806 stadsrechten. Daarvoor was het een dorp. Maar wel een dorp met een raadhuis op de Groenmarkt dat in 1564 werd gebouwd met geld dat eigenlijk bedoeld was voor het aanleggen van stadsmuren die er verder nooit zijn gekomen. En het oude stadhuis staat er nog steeds, midden in het hart van de stad, en wordt gebruikt als pittoreske trouwlocatie. Ik heb er menig bruidspaar naar binnen of naar buiten zien gaan via de hoge trap, maar zelf ben ik er nooit binnen geweest.
Pas in 1912 koopt de gemeente ‘s-Gravenhage een groot, statig woonhuis in de Javastraat als nieuw stadhuis en worden daar tot 1972 de raadsvergaderingen gehouden. Ook dit stadhuis werd gebruikt voor het voltrekken van het burgerlijk huwelijk en als kind ben ik er in de jaren zestig daardoor een paar keer geweest. Zo herinner ik me daar het huwelijk van mijn tante Ada, een zus van mijn moeder, en ik had toen een matrozenpakje aan. Dat weet ik weet allemaal nog goed door de foto’s en een 8-mm-filmpje van de bruiloftsdag.
Buiten het stadhuis in de Javastraat kwam er na de oorlog nog een grote uitbreiding op de Burgemeester Patijnlaan, op de plek van het huidige Burgemeester de Monchyplein, dat naar een ontwerp van Julius Maria Luthmann in 1953 in gebruik werd genomen. Ruim veertig jaar later werd het eind jaren negentig al weer gesloopt. Maar daarvoor kwam je er voor burgerzaken zoals het aanvragen of verlengen van je paspoort, ik ben er verschillende keren geweest. Opvallend aan het gebouw waren de paternosters. Dat waren open houten liften zonder deuren en waar je altijd gelijk in een liftcompartiment kon stappen. Een paar jaar voordat het nieuwe stadhuis er kwam, ben ik een keer boven bij het ambtenarengedeelte geweest, op bezoek bij een bestuursadviseur van een wethouder.
Begin jaren zeventig verrees er een nieuwe, betonnen en lelijke raadszaal op de Groenmarkt. Daar ben ik nooit in geweest, maar wist hoe het er van binnen uitzag door de uitzendingen van raadsvergaderingen door de lokale televisie van Lokatel en TV West.
Midden jaren tachtig werd bekend dat er een nieuw stadhuis zou komen in het centrum van de stad bij het Spui en het zou later gebouwd worden naar het ontwerp van de Amerikaanse architect Richard Meier. Het nieuwe stadhuis was het geesteskind van wethouder Adri Duivesteijn en pas na veel gekrakeel zou het stadhuis er komen.
Er was een prijsvraag aan vooraf gegaan en de Haagse burger kon alle inzendingen en maquettes bekijken in het Haags Gemeentemuseum. Ik heb dat ook gedaan. Het ontwerp van Rem Koolhaas (OMA) lag ook goed, maar ik was het ermee eens dat de grote, witte kolos van Meier het is geworden. Het leefde enorm toen in de stad.
De eerste paal voor het nieuwe stadhuis ging op een koude najaarsdag in 1990 de grond in op de geëgaliseerde zandvlakte en nog lege bouwput aan het Spui en de Kalvermarkt. Adri Duivesteijn had inmiddels al het politieke veld moeten ruimen vanwege de financiering van het stadhuis door een ruzie met wethouder en PvdA-partijgenoot Gerard van Otterloo. Ook hij redde het niet veel later ook niet. Adri Duivesteijn woont nu in Almere en ik vind hem ergens wel de verloren zoon van Den Haag. Er mag ooit nog eens een groot Haags plein naar hem vernoemd worden, of vernoem ooit nog eens het Atrium in het stadhuis naar deze stadsvernieuwer.
Maar voordat er gebouwd kon worden, zorgde woninginrichter Hulshoff nog voor de nodige vertraging omdat ze niet akkoord gingen met hun plek in de nieuwbouw. Toen alles al was afgebroken stond de winkel van Hulshoff nog een tijd als enige gebouw recht overeind, de gebouwen van Lummus op de Kalvermarkt waren al verdwenen, net als café Van Beek, dat later ook zou terugkeren. Maar uiteindelijk ging Hulshoff overstag en kon er gebouwd worden.
En ik was er die middag bij toen de eerste paal de grond in werd gedreven, geschroefd, door het startsein van burgemeester Ad Havermans. Ik zou er een stukje over schrijven voor het uitgaansblad Doen en ik was er met fotograaf Eelco Jongma. Er was een muziekkorps en ik herinner me vooral dat de hele omvang van het toekomstige gebouw die dag en avond werd aangegeven met spectaculaire laserlichten; ja, het zou heel groot worden. Later verscheen mijn stukje met een foto erbij van Havermans met een bouwhelm op en met zijn rechterarm gestrekt vooruit alsof hij de hitlergroet bracht. Hoofdredacteur Robert-Jan Rueb had deze foto bewust uitgekozen als gebbetje met een passend onderschrift.
En zo duurde de bouw daarna nog vijf jaar en ontvingen het bouwbedrijf Wilma en het ABP samen 125 miljoen euro (niet gek duur denk ik dan nu) van de gemeente voor het realiseren van 131.000 vierkante meter vloeroppervlak. En toen was het stadhuis zonder noemenswaardige tegenslagen eind 1995 klaar.
Het stadhuis werd op 9 september 1995 door koningin Beatrix geopend. Ik was daar niet bij, maar ik ben toen wel naar een van de speciale theatervoorstellingen van Julius Ceasar van Shakespeare geweest in het Atrium. Een groots opgezet en feestelijk spektakel van het Nationaal Toneel met een kleurrijk lichtspel en echte paarden in een regie van Johan Doesburg.
In de periode daarna heb ik af en toe een kijkje genomen in het grote complex en ik vond het een mooi, open en licht stadhuis, maar ik was geen fan van het hele Spuiforum met het kale voorplein (met een water- en licht-kunstwerk van Peter Struycken dat zelden werkte) met de Dr. Anton Philipszaal en het Lucent Danstheater, de drukke rijweg en trambaan, en met aan de overkant het in mijn ogen kille Spuitheater, Haags Filmhuis, Kijkhuis en Stroom.
En dan zat er aan het stadhuis de nieuwe, grote bibliotheek vast, ook het gemeentearchief was er ondergebracht, er zaten commerciële kantoren en wat horeca in, maar het hele gebied wilde naar mijn idee niet tot leven komen en bruisen. Misschien gaat dat met de volgende nieuwbouw van de Vuurkorf en herinrichting wel gebeuren. Later kreeg het stadhuis de bijnaam het IJspaleis, een niet al te vriendelijke benaming, maar ja, Den Haag vond ik ergens ook een stad die nooit helemaal echt heeft willen ontdooien. Het ontbreekt Den Haag aan warmte, behalve op een zomerse dag.
Maar eind 1995 stond het nieuws stadhuis er dus en zaten de meeste gemeentelijke diensten, die daarvoor verspreid waren over de hele stad, en de raadszaal nu bij elkaar onder één dak en had het stadhuis het grootste atrium van Nederland. Ik kwam er ook wel voor wat burgerzaken en ik bezocht een paar keer de bibliotheek, zonder lid te worden. In die beginjaren kon je er ook gratis internetten. Ik ging daar wel kijken of ik andere internetliefhebbers zou kunnen ontmoeten, maar het was er altijd alleen maar heel druk met mensen die alleen maar aan het internet-chatten waren. En dan was er nog het nieuwe Hulshoff en beneden bij de ingang zat een soort van koffietentje waar ik een paar maal ben gaan zitten, ik vond het er te ongezellig.
En zo was ik in die jaren bezig met allerlei baantjes via uitzendbureaus en soms moest ik tussen twee jobs in een beroep doen op de bijstand. Was goed te doen met een hoop vrijheid. En toen ineens kon ik er via een uitzendbureau gaan werken, op het stadhuis, nota bene op de afdeling van de bijstand. Gelijk gedaan en ik heb er een paar maanden van allerlei werk gedaan, vooral ook dossiers van vluchtelingenkinderen doorlichten op financiële regelingen en uitkeringen. Best aardig werk en er werd door het afdelingshoofd aan me getrokken om vooral te blijven en door te stromen naar een vaste baan. Ik moest er eerlijk gezegd niet aan denken, maar het baantje bood wel alle gelegenheid om het hele stadhuis van binnenuit te verkennen. En dat heb ik ook ruimschoots gedaan. Maar veel bijzonders valt daar ook niet over te schrijven. Ja, een prachtig uitzicht over de stad op de hoogste verdieping en ik herinner me nog hoe eng ik de hoge loopbruggen onder het dak van het Atrium vond. Ik werd daar helemaal duizelig van en later nam ik liever een omweg binnendoor. Gelukkig ben ik er niet lang gebleven en kon ik na een paar maanden bij de grote uitgeverij Ten Hagen & Stam gaan werken in de Plaspoelpolder, maar ik vond het wel geestig dat ik als vrijbuiter een keer voor de gemeente op het stadhuis had gewerkt. En wat een ambtenaren zeg. De vaste medewerkers waar ik mee samenwerkte hadden geen hoge pet op van de burgers en lieten zich ronduit discriminerend uit over allochtonen. Beschamend, maar ik zei nergens wat van.
En toen kwam niet veel later het moment naderbij dat ik voorgoed uit Den Haag zou vertrekken en zou emigreren naar de hoofdstad. Je laat dan na bijna veertig jaar toch wat achter in je geboortestad, vooral veel herinneringen, zoals die aan de Haagse stadhuizen. maar je moet juist ook niet bang zijn om nieuwe avonturen in de wereld op te zoeken. En dat heb ik gedaan.
De mazzel!
Moby Dirk, voor Haagspraak.
(Amsterdam – Den Haag 1960)
De Jongenskamer – www.dejongenskamer.nl
De Pater Noster heeft mij altijd geïntrigeerd. Ook op het Oude Stadhuis heb ik een tijdje gewerkt zodat ik de Pater Noster in mijn werk kon gebruiken. Grappig dat sommige mensen dachten dat de permanente lift boven een omslag maakte zodat de bodem het plafond werd en andersom. Toch wilde ik wel weten wat er werkelijk gebeurde als je bleef staan. Je werd dan verticaal rechtopstaand verplaatst naar de andere liftkoker. Je passeerde dan een grote schijf waarlangs de aandrijfband liep en er stond een tekst voor de nieuwsgierige reiziger. Zoiets van: rustig blijven staan, u nadert de andere liftkoker. Een klein lampje verlichtte het geheel. Toch een beetje spookachtig vond ik het wel.