Een vriendelijke dame heet mij welkom als ik aanschuif aan het verder lege tafeltje op de eerste verdieping: “Bent u de dichter van dienst? Of bent u de klant?”
Ik moet hier even over nadenken, zo had ik mijzelf nog nooit bezien. Ik schrijf gedichten, ja, dus ben ik dichter. Maar ik ben niet het lid van het Haags Dichtersgilde dat hier vandaag dichtersspreekuur houdt. En klant, nee, ik kom hier langs om even te buurten bij Harry Zevenbergen, die ik hier hoop te zien.
En dan nog: hebben dichters klanten? En zo ja, noemen we die klanten? Of misschien noemen wij ze cliënten? Een Amerikaanse architect waarvan ik de naam weer vergeten ben, schreef ooit ergens op dat enkel advocaten, prostituees en architecten hun klanten cliënten noemen. Misschien dat dit gebruik ook opgaat onder dichters. Ik besluit maar gewoon te gaan zitten en het aangeboden bakje koffie te accepteren.

Na enige minuten waarin ik de op tafel uitgestalde dichtbundels, ik herken er enkele, waaronder een boekje van Lucebert dat ik in Juni nog geleend had, moedwillig negeer en de dame ergens buiten mijn zicht op zoek gaat naar het telefoonnummer van ‘de dichter van dienst’ die nu toch wel lang op zich laat wachten, komt er dan toch een dichteres aangelopen.
Ze stelt zich voor als Milla Braat. Ik ken haar nog niet, maar dat zegt niets: dichters kunnen zich over het algemeen erg goed verstoppen, soms jarenlang. Dat weet ik uit eigen ervaring. Ik leg Milla dan ook uit dat ik mijzelf als dichter 18 jaar lang verborgen heb weten te houden, om uiteindelijk in mei 2013 voor het eerst eens op een podium te zijn gaan staan. Uit het simpele feit dat ik dit optreden overleefd heb leidt ik af dat mijn verborgen dichtersbestaan al die jaren misschien enigszins overdreven is geweest.
Bij andere dichters ligt dit duidelijk anders: ze vertonen zich niet op deze vrijdag. Pas op het moment dat de vriendelijke dame van de bieb de tafel begint op te ruimen dient zich een jongeman aan. Omdat hij nog slechter geschoren is dan ik leid ik uit zijn voorkomen af dat hij wellicht een dichter is.
Dat blijkt te kloppen. Sean Cornelisse, zoals de laatkomer blijkt te heten, presenteert zich in de stijl van ‘bezeten kunstenaar’ of ‘waanzinnige geleerde’. De dame van de bieb kijkt opgelucht op en onderbreekt haar opruimactiviteiten om het hele gezelschap nog een automatendrankje aan te bieden. We schakelen massaal over op warme chocolade.

Sean heeft een klein boekje meegenomen, met maar liefst 99 gedichten. Hij legt uit dat hij een jaar geleden begonnen is aan dit werk en dat het binnen enkele weken gedrukt zal worden.
Ovismen, zoals het boekje heet, blijkt een bijzonder experimenteel werk. Cornelisse is bij het vervaardigen van zijn 99 gedichten uitgegaan van een bijzonder proces, waarin hij fantasiewoorden door Google Translate naar het Nederlands heeft laten vertalen. Elk fantasiewoord, dat spontaan uit zijn onderbewuste is ontsproten, komt slechts een keer voor in het werk. Elke pagina bevat een gedicht in beide talen: de klanken van de fantasiewoorden, gevolgd door de Nederlandse vertaling.
Dit levert bijzondere, raadselachtige teksten op. En dat blijkt ook, want het werk zal binnen enkele weken in druk gaan, in een kleine oplage weliswaar, maar dat is een begin voor deze bundel van een bijzonder talent.
Na nog ruim een half uur gesproken te hebben met Sean, wordt de dichteres van dienst opgehaald door haar vriend. Ik besluit dat het onderhand ook etenstijd is en neem afscheid van beiden. Maar niet zonder Sean om zijn emailadres te vragen. Als zijn ‘Ovismen’ over enkele weken presentatieklaar is, wil ik er wel bij zijn. Indien mogelijk schaf ik dan meteen een eigen exemplaar van deze experimentele bundel aan.
Overige informatie:
Het dichtersspreekuur vindt iedere tweede vrijdag van de maan plaats in de Openbare Bibliotheek aan het Spui in Den Haag. Het is bedoeld voor dichters van alle niveaus, maar ook liedjesschrijvers en scholieren die een gedicht moeten analyseren voor een opdracht van hun docent Nederlands kunnen hier terecht. De vaste plek is een tafel in het zicht van de roltrap op de eerste verdieping.
De experimentele dichtbundel Ovismen van Sean Cornelisse komt binnenkort uit. Haagspraak zal hier hopelijk verslag van doen.